Een jeukerig bestaan. Dat is het leven in huize Melian sinds gisteren. En nee, geen luizen. Gewoon ouderwetse allergie, netelroos welteverstaan. De minuten dat het goed met me gaat, denk ik: Kunnen we hebben. De momenten dat ik me wat minder voel, huil ik het liefste: Kan er ook nog wel bij. Jaja, die laatste loodjes zijn geen kattenpis. Het zijn wel de meest productieve loodjes van de zwangerschap, dat dan weer wel.
Zo is wederom de hele bovenverdieping gepoetst, slapen de meisjes alweer een week in hun nieuwe kamers en is de basis voor het kamertje van broertje gelegd. Bijna alle wasjes zijn gedraaid en voor het einde van de dag zullen alle hydrofielen wel gestreken zijn. Ik blijf me afvragen waarom wij, zwangere vrouwen, ons zo druk maken in deze laatste periode. Zou het niet veel beter zijn om op de bank te gaan liggen met een boekje? Een beetje uitbuiken? Je kinderen de drankjes in laten schenken en het huishouden uitbesteden aan de eerste vrijwilliger die zich opwerpt? De nesteldrang haalt echter iets in me naar boven dat ik nog het beste kan bestempelen als manisch en niet voor reden vatbaar. Alles moet perfect en op mijn manier. Zo ontdekte ook mijn arme echtgenoot.
Arme echtgenoot had met zijn ouders gebeld. Zij hebben een mooie fiets over en Jeroen mag deze hebben. Dat besloten ze een paar jaar geleden al, maar het afgelopen weekend werd de planning ineens onderwerp van gesprek. Maandag was een goede dag. Een goede dag voor het in huis nemen van (nóg) een nieuwe fiets. Nu had ik hierop kunnen reageren met een: “Wat leuk! Nog een nieuwe fiets erbij. Met het lekkere weer op komst kun je nu heerlijk touren met je tourfiets, naar de stad fietsen met je stadsfiets, racen op je racefiets en nieuwe routes ontdekken op je nieuwe fiets!!” (Mocht dit licht passief agressief overkomen, dan klopt dat, maar doen we net alsof dat niet zo is.) In plaats daarvan ontstak ik in woede. Ik stak een tirade af over slechte planning. Jammerde over een dikke buik die nu al overal tegenaan botst. Gooide er zelfs wat vloekwoorden in en eiste als een goed projectmanager dat de fiets pas zijn opwachting maakt als broedproject baby is afgerond. Jeroen was zich van geen kwaad bewust en beteuterd. Hij had zoveel goed gedaan dit weekend en zelfs juist een kopje thee voor me ingeschonken. Maar hij onderging het. En ik? Ik en mijn nesteldrang hadden gewonnen. Al voelde dat minder zoet dan ik had gehoopt.
Je zou zeggen dat een mens leert van zijn mindere episodes, maar ik voel dat de nesteldrang blijft rommelen onderin mijn buik. De ramen moeten nog gelapt. De vloer moet nog in de olie. De babykamer moet perfect in orde en de koelkast moet worden uitgesopt. Dat al dat moeten en de zelfopgeroepen stress hoogstwaarschijnlijk de reden zijn dat ik in de jeukende vlekken ben geschoten, lijkt minder belangrijk. Al voelde ik me wel aangesproken door het beeld van een zwaan, rustig slapend op haar nest, vlakbij school. Een stemmetje in mijn binnenste, dat zei: “Laat het allemaal zitten en ga toch lekker broeden kriebelig mens.”.